Alvorens over te gaan tot de betekenis van heerlijkheden moeten we even terug in de tijd.
Opdat de vroegere heersers hun land konden besturen en bewaken , was er geld nodig.
Daarom gaven ze delen van hun bezit in leen.
Dit werd het LEENSTELSEL genoemd of ook het FEODAAL STELSEL.
Het systeem vond zijn oorsprong in de middeleeuwen en duurde tot het einde van het Ancien Régime (+/- 1830).
Het leenstelsel was dus een middeleeuwse vorm van staatsbestuur waarbij plaatselijke machtshebbers grondgebied in BEHEER gaven maar NIET IN BEZIT.
Later namen de steden en dorpen zelf het bestuur over van de edelen.
Vanaf dan werd het bestuur geregeld door rechtbanken en (scouts) burgemeesters.
De personen die een gebied (meestal dorpen of steden) in “LEEN” kregen werden LEENHEER van deze gebieden genoemd.
De gebieden waarover ze regeerden werden HEERLIJKHEDEN genoemd (waar je het woord HEER in terugvindt).
De leenheer van een heerlijkheid werd dan ook HEER van [naam dorp/stad/gebied] genoemd, vb. Heer van Rullingen.
Indien het over vrouwen ging werd ze VROUW van [naam dorp/stad/gebied] genoemd.
Zij BEHEERDEN dus een gebied wat inhield dat zij regels maakten en controleerden om het leven in dit gebied aangenaam te maken. Ze stonden ook in voor de veiligheid van dat gebied.
Daar tegenover moesten de inwoners van dat gebied ook belastingen betalen voor hun eigendommen wat dikwijls ook in natura gebeurde.
Ook de leenheer moest belastingen betalen aan zijn overste.
De Heerlijkheden werden meestal overgedragen aan hun nakomelingen.